Port Ellen: de wederopstanding

Port Ellen: de wederopstanding

Diageo heropende onlangs Port Ellen, dat vijfendertig jaar geleden werd gesloten. Een distilleerderij die een 'cultstatus' heeft bereikt en waarvan de whisky's tegenwoordig recordbedragen opleveren. Zou dit de reden kunnen zijn waarom 's werelds grootste drankenproducent Port Ellen weer in productie heeft genomen? Zal dit de investering van meer dan 15 miljoen euro snel terugverdienen?

De grootste vraag is natuurlijk of de mensen van Diageo in staat zullen zijn om de oude smaak van Port Ellen whisky terug te brengen. Een whisky die, gewild of ongewild, een heel ander karakter had dan bijvoorbeeld Brora in zijn vorige leven. Dit kwam vooral door verschillende moutmethoden. Port Ellen is dus uit zijn as herrezen, maar is het specifieke karakter nog overgebleven?

In dit artikel een korte geschiedenis van Port Ellen.

 

Port Ellen, een korte geschiedenis ...

Distilleerderij Port Ellen werd gebouwd in 1825, en hiervoor werd de moutmolen van Alexander Ker M'Kay verbouwd. De verpachter van de grond bleef Walter Frederick Campbell of Shawfield and Islay, dezelfde persoon die toestemming gaf om de distilleerderij te bouwen. In 1826 kwam de distilleerderij in productie en de eerste pachter was de voornoemde Alexander Ker M'Kay, die in het eerste jaar 31.313 liter alcohol produceerde. Alexander bleef vergunninghouder tot en met 1827, waarna Hugh M'Kay hem opvolgde. Deze Hugh M’Kay distilleerde er twee jaar, in 1828 slechts 2.286 liter en in 1829 maar liefst 74.978 liter. Hugh werd opgevolgd door Thomas M’Kay maar ook niet voor lang. In het accijnsjaar van 10 oktober 1829 tot 10 oktober 1830 distilleerde Thomas 99.941 liter alcohol. In het tot 10 oktober 1831 kwam John Morrison and Co. op de accijnslijst te staan, die er dat jaar 56.289 liter alcohol produceerde. Het jaar daarop was dat 97.618 liter en in 1833 maar liefst 127.236 liter. John Morrison bleef vergunninghouder tot 1836, toen de vergunning naar John Ramsay ging. Tot zijn dood in 1892 zou Ramsay eigenaar blijven, waarna zijn vrouw Lucy Martin Ramsay de distilleerderij in haar bezit kreeg. Toen ook zij in 1906 overleed kwam het landgoed aan hun oudste zoon Captain Iain Ramsay toe.

Iain verkocht zijn vaders landgoed in kleine stukjes in de jaren ´20 van de twintigste eeuw. Al in 1919 verkocht Iain de distilleerderij Port Ellen aan het bedrijf Port Ellen Distillery Company Ltd., waarin de blenders James Buchanan en John Dewars aandeelhouders waren. Door de slechte economische omstandigheden waren deze blenders in 1925 gedwongen samen te gaan met Distillers Company Limited (D.C.L.). Dit bedrijf besloot in 1930 al haar malt whisky producerende distilleerderijen onder te brengen bij zusterbedrijf Scottish Malt Distillers Ltd. en om distilleerderij Port Ellen datzelfde jaar te sluiten. Alleen de whisky pakhuizen en de vloermouterij bleven in gebruik.

Herbouw distilleerderij en nieuwe mouterij

Door een sterke opleving van de vraag naar Schotse whisky tijdens de jaren ´50, ´60 en ´70 van de twintigste eeuw werd door Scottish Malt Distillers besloten de distilleerderij van Port Ellen na zevenendertig jaar te herbouwen. In 1966 werd hiermee begonnen en op 1 april 1967 kwam de nieuwe distilleerderij in productie. Omdat de vloermouterij al die tijd in productie was gebleven was het logisch dat de mout die bij de nieuwe distilleerderij werd gebruikt daar vandaan zou komen. De groenmout werd hier gedroogd met een warm turfvuur en de fenolen uit dit vuur (meta-cresol en ortho-cresol) veroorzaakten in de mout een medicinaal aroma van jodium. Het fenol guaiacol, dat een rookaroma veroorzaakt, was toen veel minder aanwezig. Toen de productiecapaciteit van distilleerderij Caol Ila werd uitgebreid werd die (zoals eerder gezegd) eerst afgebroken omdat er geen plaats was er een nieuwe naast te bouwen, zoals dat bij Clynelish wel het geval was. In de periode dat Caol Ila niet produceerde nam distilleerderij Brora de productie over. De mout kwam toen van de in 1968 gebouwde trommelmouterij in Muir of Ord vandaan, die toen al rookmout produceerde. Door de uitbreiding van Caol Ila moest er veel meer mout op Islay worden geproduceerd. Besloten werd dat er een trommelmouterij naar hetzelfde model als die van Muir of Ord zou worden gebouwd.

Vloermouterij versus Trommelmouterij

In dit soort trommelmouterijen wordt de groenmout niet meer met een turfvuur gedroogd maar met oliekachels, waardoor de groenmout sneller droog is. Om aan de mout toch enigszins een turfkarakter te geven wordt er onder de vloer met de drogende groenmout een turfrook-’vuurtje’ gestookt, geen turfvuur met vlammen maar een ‘rookvuur’. Zodra er echt vuur in komt wordt dit door een sproeier gedoofd met water tot het weer gaat roken. De rook die van dit ‘turfrookvuurtje’ afkomt wordt met behulp van een turbine samen met de warme lucht van de oliekachels door het drogende bed van groenmout geblazen. In deze rook zit hoofdzakelijk het fenol guaiacol, maar zo goed als geen meta-cresol of ortho-cresol meer. Om die reden is het karakter van de meeste Islay-malt whisky’s veranderd, van licht gerookt en zwaar medicinaal (jodium) naar een ware rookbom. Deze verandering is heel langzaam verlopen doordat de meeste fenolen zich door hun hoge kookpunt in de naloop bevinden. Bij de tweede distillatie, zoals ze die in Schotland hanteren, wordt de distillatie in drie delen verdeeld; de voorloop, de middenloop en de naloop. De voorloop duurt heel kort en zit vol met aromastoffen met een laag kookpunt, die al verdampen bij een lage temperatuur. De middenloop, het deel waar de uiteindelijke whisky van wordt gemaakt, begint met de verdamping van de lichtere aromastoffen waarna er meer zwaardere volgen. De zwaardere, zoals fenolen, hebben de eigenschap in alcohol op te lossen en zo mee te liften waardoor ze toch gedistilleerd kunnen worden. Een deel van de fenolen komt daardoor in de middenloop terecht, maar het grootste deel in de naloop. Dit komt onder meer omdat als de middenloop klaar is de temperatuur in de ketel tijdens de naloop omhoog gaat. We weten dat de voor- en naloop altijd weer hergebruikt wordt in de volgende tweede distillatie. Dit gebeurt om te voorkomen dat er op korte termijn een smaakverschil optreedt, en in dit geval is het bewezen dat deze methode werkt.

Toen distilleerderij Port Ellen van 1967 tot 1973 mout van de moutvloer kreeg werd de hoeveelheid van de fenolen meta-cresol en ortho-cresol in de whisky in de naloop opgebouwd. De aanvoer van deze fenolen in de naloop verminderde echter sterk na de opening van de trommelmouterij in 1973. Zo verdwenen de fenolen meta-cresol en ortho-cresol uit de naloop via de middenloop en vermeerderde zich het fenol guaiacol er. Dit proces is heel langzaam verlopen en de smaak veranderde na jaren van medicinaal-jodium naar een rookaroma. Bewust of onbewust heeft Port Ellen in de zestien jaar dat het bestond twee types whisky gemaakt, een medicinale en een rookwhisky. De vraag is ook hier weer welke van de twee het nieuwe Port Ellen gaat produceren. Als het de rokerige wordt zal de mout gewoon van de trommelmouterij vandaan komen, en zal deze zich niet al te veel onderscheiden van de andere whisky’s van het eiland. Als het de medicinale met het jodium aroma wordt moet er eerst weer een vloermouterij gebouwd worden, waar de groenmout daadwerkelijk met een turfvuur wordt gedroogd.

En nu is het 2024 ...

Port Ellen keerde terug naar productie in 2024 en produceerde 750.000 liter per jaar.

 

Gaja: 10 dingen die je hier over moet weten

Bekijk blog
 

Het opleggen van wijn: waarom sommige wijnen profiteren van extra rijping

Bekijk blog
 

Wijn bewaren: de beste manier van opslag van wijn

Bekijk blog
Aan favorieten toegevoegd